Aanranden van de Grondwet

Op vakantie leest de lijsttrekker. Het is als politicus goed om het gereedschap te kennen waarmee je gaat werken: dat is de grondwet, de provinciewet en de belangrijkste inhoudelijke wetten o.a. de Wet op de Ruimtelijke Ordening (Wro). Wetten bepalen de positie en de bevoegdheden van politieke organen en hun onderlinge verhoudingen. Als sociaal-geograaf is het lezen van recht een oefening want de maatschappelijke werkelijkheid slaat toch anders in de ruimte neer dan in normstelling.

De Kwetsbare Grondwet

Wat opvalt is drie zaken, laten we het dilemma’s en problemen noemen….

In de eerste plaats is de grondwet, maar ook de provinciewet en gemeentewet vooral een regeling van verhouding tussen bestuurslagen. Ging het eerst om een strijd tussen Koning (en adel) tegen Parlement (en bourgeoisie), nu gaat het vooral om verhouding tussen uitvoerende en wetgevende macht. Burgers en hun grondrechten zijn er later ingefietst en voor een inhoudelijk degelijke beschrijving van hun grondrechten kun je beter terecht bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Brenninkmeyer (de ombudsman) heeft onlangs in Vrij Nederland gepleit voort een herziening van de grondwet, ik ben daar wel voor: vooral de grondwet herschrijven vanuit de verhouding burger-overheid en minder vanuit het regenteske perspectief van bestuurlijke verhoudingen.

In de tweede plaats heeft de Grondwet waarde die de wetgever er aan wil geven. Vaak regelt de wet wat precies in de grondwet wordt bedoeld. De wet wordt daarbij niet aan de Grondwet getoetst in haar ontstaan en mag door de rechter niet aan de Grondwet worden getoetst in geval van een rechtzaak. Opmerkelijk is de rechter overheidsoptreden (en dus de wet) wel mag toetesen aan het Europees verdrag, wat de een narrow escape is, maar wel een nationaal brevet van onvermogen. Niet alleen een wet kan op gespannen voet staan met de grondwet, steeds meer geeft de wet ruime bevoegdheden aan Onze Minister om via Algemene Maatregelen van Bestuur of andere instrumenten invulling te geven aan de Wet. Ook hier geldt weer een beperking, maar als het gaat om de onderlinge verhoudingen tussen bestuurslaag, zal een beroep moeten worden gedaan op Europees recht om Onze Minister een halt toe te roepen.

In de derde plaats wat opvalt is een tegenstelling tussen een heersende ideologie van terugtredende overheid (die zelfs in de PvdA heerst) waardoor men de overheid maar als één van de spelers (Den Haag) op het veld beschouwt, die vaak ook nog hinderlijk is ook. De Belgen en Fransen hebben dat duidelijker gesteld, en ondanks alle tekortkomingen van hun stelsel is de overheid nog altijd de wilsuiting van het volk en de hoeder van het algemeen belang. Dus geen actor naast de anderen maar toch – en met een democratische legitimiteit- boven de anderen. Ik hou van de lijn van Laurens Jan Brinkhorst, dat de overheid een eigenstandige positie heeft en ik koester de illusie dat er zoiets is als een algemeen belang dat de overheid en dus ook elke politicus moet behartigen. Tegen de mode van de terugtredende overheid heeft de overheid zich wel steeds meer voorzien van ingrijpende bevoegdheden zonder mogelijkheid of met minder mogelijkheden van beroep. Het vreemdelingenrecht en beleid is vol van voorbeelden, maar ook in de Ruimtelijke Ordening bieden aanwijzingen en vooral inpassingsplannen instrumenten waarmee de provinciale en gemeentelijke democratie opzij wordt geschoven. dit in contrast met het grondwettelijk uitgangspunt dat de Provincie en de Gemeente geen besturen zijn die ondergeschikt zijn aan de Rijksoverheid.

PVV en het aanranden van de Grondwet

Het ter discussie stellen van de Grondwet, zonder de Grondwet te willen wijzigen, en het voorstellen van beleid en wetgeving die op gespannen voet staat met de Grondwet noem ik het aanranden van de Grondwet. Wat de burger nu beschermt tegen het wettelijk of bestuurlijk aanranden van de Grondwet is de politieke plurformiteit, dat wil zeggen dat geen enkele partij zijn wil kan doordrukken. In tijden dat er gesprekken zijn tussen VVD en CDA om met steun van de PVV een regering te vormen is de bovenstaande thematiek van belang. Temeer dat de PVV ook in Gelderland van plan is deel te nemen aan de verkiezingen, en dat deelname van de PVV aan de statenverkiezingen gevolgen heeft voor de samenstelling van de eerste kamer.

De PVV heeft van het aanranden van de Grondwet een sport gemaakt. Ik versta onder aanranden: het voortdurend twijfelen aan de legitimiteit van de grondwet, alsof de grondwet ook maar een mening is), zonder met een voorstel te komen de grondwet te wijzigen, maar wel te pleiten voor wetgeving, maatregelen of beleid dat met de grondwet op gespannen voet staat. Je zou kunnen zeggen dat de PVV voortdurende de rand van de Grondwet afknibbelt, maar feitelijk ook aanrand dat wil zeggen: schade toebrengen maar wel de kern intact laten. Let op aanranden is iets anders dan pleiten voor een andere grondwet. D66 heeft daarin consistent een dubbel gezicht getoond: enerzijds al 45 jaar komen met voorstellen voor <span style=”text-decoration: underline”>staatsrechtelijke vernieuwing </span>die elk stuk voor stuk grondwetswijzigingen zijn, maar in het uitvoeren van het politieke werk en bestuurlijke ambten een scrupuleus respect voor de grondwet.

De PVV is daarvan het spiegelbeeld: geen voorstellen voor grondwetswijzigingen maar wel voortdurend beleid voorstellen dat op gespannen voet met de grondwet staat. De PVV heeft maar vier voorstellen t.a.v. de grondwet: de joods-christelijke cultuur, het nederlands en de rechten van het dier er in, de handhaving van de internationale rechtsorde er uit. Daarnaast is PVV wel voor radicale democratisering (gekozen burgemeester, afschaffen eerste kamer en bindend referendum). De ethnische registratie is echter een voorbeeld van aanranding van de grondwet. Het is in strijd met artikel 1 maar de PVV stelt niet voor het non-discriminatiebeginsel uit de grondwet te schrappen. Het sluiten van Islamitische scholen lijkt in strijd met artikel 23 van de grondwet (dat de PVV wil handhaven), en kan alleen als de Islam de status van godsdienst wordt ontzegt (en dat is ook maar de vraag want er is geen verbod van onderwijs op basis van politieke overtuiging mogelijk).

Omdat Europese Verdragen (die wij als parlement ook hebben goedgekeurd) gelukkig een laatste bescherming bieden kan de PVV zich dan ook meteen tegen Europa keren. In reacties op deze blog is gesteld dat een beroep op de grondwet of europese verdragen een zwak argument is om de PVV te bestrijden.

Enerzijds kan een beroep op de grondwet als een autoriteitsargument worden gezien: een drogreden waarmee de discussie wordt afgesloten. Ik breng dan in dat de Grondwet uiteindelijk een uiting is van een politieke meerderheid over een tijdsduur (er waren zes grondwetswijzigingen in de afgelopen 25 jaar die in totaal 24 keer een 2/3de meerderheid in de staten-generaal) en derhalve een uiting zijn van de volkswil is. Dat is eigenlijk een argumentum ad populum: een meerderheidsargument. Opmerkelijk om dat tegen de PVV te gebruiken. Wellicht een zwaktebod, ook al omdat de Nederlandse grondwet eerder een arrangement tussen bestuursorganen is. Ware het niet dat de grondwet (hoe onvolkomen dan ook) sinds 1983 voorzien is van een uitgebreid hoofdstukken van grondrechten. Die grondrechten zijn op zich de uiting van een aantal filosofische uitgangspunten die men joods, christelijk of humanistisch kan noemen. Daarmee dus ook de uiting van een dominante cultuur. Kortom je mag de Grondwet ter discussie stellen, maar dan zul je ook moeten werken aan een meerderheid van 2/3de om de Grondwet te wijzigen.

Anderzijds zou ook gezegd kunnen worden dat de Grondwet “zomaar een mening” is. De Grondwet is een mening, en ik heb er een andere – zo zou Wilders kunnen zeggen. Of in Wilders termen: de Grondwet is een verzameling linkse hobby’s. Daarbij gaat Wilders voorbij aan de steun of zelfs leidende rol die VVD en CDA hebben gehad in de ontwikkeling van de Grondweten de kennelijk bijpassende “linkse hobby’s”. Het meenemen van de Grondwet in een cultuurrelativistische redenering (een redeneertrant die Wilders overigens afwijst) gaat voorbij aan wat de Grondwet is: de basis voor het handelen van de staat, en dat de grondwet voor iedereen geldt en in het algemeen “universele” beginselen volgt. Door de feitelijke werking is de Grondwet juist geen mening of willekeurige tekst. Kortom door te onkennen dat de Grondwet de uiting is van een meerderheid en neer te zetten als “een mening” en door tegelijkertijd niet te komen met een visie op een andere Grondwet rand de PVV langs een kant de Grondwet aan. De visie van de Grondwet als mening rechtvaardigt Wilders in het doen van voorstellen die op gespannen voet staan met de Grondwet.

De Eerste Kamer als Vangrail

Als het aanranden van de Grondwet terugkomt in elementen van wetgeving voorzien in het regeerakkoord is alleen het evenwicht van politieke verhoudingen een bescherming. Dat evenwicht is eerst gelegen in de parlementaire verhoudingen: een gewetensbezwaarde CDA of VVD kamerlid kan de regering van een meerderheid onthouden. Daar heeft Alexander Pechtold pregnant op gewezen. Een tweede bescherming zit in de samenstelling van de Eerste Kamer. Nu ben ik voor een terughoudende rol van de Eerste Kamer, die inderdaad als wetgever de relatie tussen wetten en de grondwet en europese verdragen mag toetsen en in het algemeen naar de kwaliteit en consistentie van wetgeving kijkt. De samenstelling van de eerste kamer zal na 3 maart 2011 cruciaal zijn, en het is van belang dat CDA, VVD en PVV daar geen meerderheid halen. Het is ook binnen de VVD en CDA voor de statenleden die de eerste kamerleden kiezen van belang dat ze zich vergewissen van de rechtstatelijke opvattingen van hun kandidaat. Als aankomend collega statenlid, is dat een zaak die ik de Statenleden van CDA en VVD zal bevragen. Elk eerste kamerlid, en daarom ook elk statenlid, is medeverantwoordelijk voor het handhaven van een rechtstatelijke vangrail in de Eerste Kamer.