D66 gaat voor Revolverende Fondsen
Gisteravond lanceerde Alexander Pechtold het plan “Investeren in Nederland”. Daar werkt D66 Gelderland al jaren aan. D66 zet in de periode 2015 – 2019 in op investeringen om Gelderland te moderniseren. Die modernisering ziet D66 in investeren in innovatie en doorgroei van MKB, in energietransitie (duurzame energie en energiebesparing) en in stedelijke ontwikkeling. Ik kreeg vandaag veel vragen over hoe een overheid kan investeren. In deze blog een technische toelichting op manieren van investeren en vooral het begrip “revolverende fondsen”.
Revolverend: het geld komt terug
Het begrip revolverend betekent dat het een investering is die terug kan komen. Het is een lening als het ware die afgelost wordt met rente. De opbrengst van de lening wordt vervolgens weer ingezet. Revolverend is een breed begrip waaronder een groot aantal instrumenten vallen. De manier waarop Gelderland in de periode 2011-2015 aan “revolverende fondsen” heeft gewerkt is niet de enig mogelijke vorm.
De mate van revolverendheid kan wisselen. Je kunt investeringen doen met hoge risico’s waardoor slechts 70% van de inzet terugkomt, of je kunt investeren met een laag risico waardoor je 110-115% van de inleg terugkrijgt. De inzet per investering is dat er op voorhand perspectief is voor een positief rendement, maar je kunt op het niveau van een fonds de verwachting hebben dat het rendement lager is.
Revolverende Fondsen
Hoe ziet een revolverend instrument er uit?
Het is makkelijk om te spreken bij revolverendheid van leningen. Een lening is een bedrag dat als vreemd vermogen ter beschikking wordt gesteld aan een burger, ondernemer of organisatie. Die lening wordt in termijnen of aan het eind van de looptijd afgelost, maar levert ook rente op. Maar revolverendheid kan ook bereikt worden door het kopen/verkopen van obligaties (uitgegeven voor de aanleg van infrastructuur) of het aanbieden van een hypothecaire lening (met onderpand). Je kunt ook een private financier of een fonds een garantstelling bieden voor verliezen waartegenover een deel van de winst wordt verkregen of een premie wordt betaald. Garanties zijn ook mogelijk. Bij garantstellingen investeert een ander maar als er verlies wordt geleden dekt de garantie het verlies. voor het geven van een garantie krijg je een vergoeding. Bij garanties hoop je verliesgevende investeringen op te vangen met winstgevende investeringen.
Ook kan geparticipeerd worden in ondernemingen. Dat kunnen participaties zijn in nutsbedrijven zoals Alliander en Vitens, maar ook in bedrijven die op een markt opereren. Tenslotte kan onroerend goed worden aangekocht met als doel het met winst later te verkopen.
Fondsen per thema/doel
We spreken over fondsen in meervoud. Dat wil zeggen dat provincie niet in individuele bedrijven investeert maar in fondsen die zelf weer alleen, of liefst met andere financiers in bedrijven of projecten investeren. Met fondsen kun je risico’s spreiden. Stel je investeert in innovatieve ICT bedrijven dan kun je binnen een fonds een rendement halen doordat de succesvolle investeringen de verliesgevende investeringen compenseren. Daarnaast is het verstandig om met thematische fondsen te werken omdat elk doel een eigen instrument vraagt. Zo kun je bij investeringen in onroerend goed een onderpand vragen, hetgeen bij startende ondernemingen moeilijker is. Ook kent elk fonds specifieke kennis en kun je per fonds de fondsbeheerstructuur bepalen en de noodzakelijke expertise inhuren.
Innovatie/MKB
Bij innovatie en MKB is het grootste probleem, zeker sinds 2009, een tekort aan eigen vermogen. Nederlandse bedrijven hebben tot 2009 al vaak met een riskante balansverhouding gewerkt, waarbij het eigen vermogen onder 30% van het totale vermogen lag. Innovatieve bedrijven werken ook met een gering eigen vermogen. Dat maakt een bedrijf kwetsbaar voor tegenslagen. Voor innovatieve bedrijven en jonge bedrijven met groeivermogen is het versterken van het eigen vermogen door een participatie de beste weg. Dat betekent wel dat een ondernemer een externe aandeelhouder en een commissaris er bij krijgt. D66 stelt voor om de participaties uit te breiden, naar alle sectoren maar wel met een duidelijk innovatie en duurzaamheidsdoel.
Doorgroeiend/Transformerend MKB
Er is op dit moment in Nederland geen financiering beschikbaar voor doorgroeiende bedrijven (zgn. gazelles). Tot een omzet van 10 mln kun je bij risicokapitaal terecht (zoals de provinciale participatiemaatschappijen) en boven de 100 mln zijn er familiefondsen of private equity fondsen. Daartussen zit bijna niets: fondsen die bedrijven helpen groeien van 10 mln naar 100 mln omzet of van 100 naar 750 medewerkers. Daardoor groeien weinig bedrijven door en hebben we ook zo weinig nieuwkomers op de beurs. We kweken niet de sterren van morgen. Hier falen de financiële markten. Hier kan Gelderland de opzet van een industrie-gtroeifonds bevorderen zoals al bestaat in Vlaanderen (GIMV).
De Gelderse bedrijven veranderen. Ze gaan steeds meer internationaal opereren en ze gaan ook steeds meer duurzaam produceren. Internationaal ondernemen vergt meer werkkapitaal, omdat je in Nederland je rekeningen binnen een maand moet betalen maar je zelf pas na twee of drie maanden wordt betaald uit het buitenland. Exporterende bedrijven hebben dus vooral garantstellingen nodig om meer geld te kunnen lenen. Ook bedrijven die investeren in duurzame productieprocessen of energiebesparing hebben meer financiering nodig. Het gaat dan vaak om projectfinanciering waar of leningen of garantstelling nodig zijn.
Energietransitie
Bij energietransitie is het probleem vooral dat er te weinig projecten zijn. Het beleid moet allereerst gericht zijn om belemmeringen weg te nemen zodat er meer projecten komen of juist door regelgeving investeringen in duurzame technologie te bevorderen. Bij energiecooperaties is het probleem vaak te weinig eigen vermogen. Daar zullen participaties het beste werken. Bij samenwerkingsprojecten van bedrijven is vaak een onrendabele top of kosten voor samenwerking. Dat kan het best opgevangen worden door de combinatie van een subsidie en een lening. Een subsidie is al helemaal passend als een project een gunstig maatschappelijk effect heeft (b.v. verbetering van grondwaterstand). Dit kan ook gelden voor warmtenetten op bedrijfsterreinen. Voor grote projecten zoals diepe geothermie is de opzet van een onderneming het beste
Stedelijke transformatie
Bij stedelijke transformatie of bij combinaties van sloop en nieuw/verbouw is het probleem dat je verlies maakt op een gebouw en winst op een ander gebouw. Doordat je de rotte kiezen sloopt stijgen de andere gebouwen en gronden in waarde. Bij grond en gebouwen heb je een onderpand en kun je een hypothecaire lening aangaan. maar je moet bij herverkaveling ook een vereveningsmechanisme ontwikkelen. Degenen die winst maken moeten bijdragen aan degenen die verlies lijden. Winst en verlies kan via een gebiedsontwikkeling (als de ontwikkeling binnen een gebied plaatsvindt en eventueel binnen een vereniging van eigenaren) of kan via een fonds dat verliezen met winsten compenseert. De inzet van revolverende fondsen voor stedelijke herverkaveling of sloop/nieuwbouw is een uitdaging. D66 is voor de ontwikkeling van zulke fondsen maar dat vergt een grondige voorbereiding.
Wordt de overheid dan een bank?
Het flauwe antwoord is: Nee. Want banken geven niet thuis als het gaat om risicodragende investeringen, innovatieve investeringen, investeringen met een lange looptijd. We leven al een jaar of 25 in een neoliberale tijd, waarbij de banken zoeken naar het hoogste rendement op korte termijn. Maar van 1870 tot 1980 zijn overheden heel actief geweest als financier. We hebben ook na 1945 in meerdere landen (Nederland, Duitsland, Italie) nationale en regionale investeringsbanken gehad. Kortom overheden gebruiken al langer hun mogelijkheid om tegen relatief lage rente geld aan te trekken en weer uit te lenen tegen een iets hogere rente. Gelderland heeft ook al een eeuw geïnvesteerd door ooit te investeren in de voorlopers van Nuon, Alliander en Vitens. De laatste twee leveren dividend op, de eerste heeft bij verkoop van de aandelen een forse opbrengst gegeven (de NUON-Gelden).
Overheden financieren anders dan banken
Overheden moeten niet de financieringsfunctie van banken over te nemen. Dat kunnen ze niet want het hele vermogen van Gelderland is gelijk aan ongeveer 15% van de kapitaalbehoefte van de Gelderse samenleving. Je moet dus selectief zijn, en dat doe je met beleid. Dat wil zeggen dat je alleen investeert daar waar je beleidsdoelen wilt realiseren zoals bevordering van innovatie, energiebesparing, duurzame energie, stadsvernieuwing etc… We gaan dan geen lease-auto’s financieren, het werkkapitaal van de kerstbomenhandelaar, de liquiditeitsbehoefte of nieuwbouw van ziekenhuizen. Omdat een overheid meer geduld heeft kun je investeren in een langere looptijd en kun je ook genoegen nemen met een lager rendement.
Risico en rendement?
Het gevaar van een investerende overheid is dat de banken de krenten uit de pap halen en aan de overheden de rotte vruchten overlaten. Deels mag/moet de overheid een hoger risico nemen (waar zijn de banken anders voor), maar alleen als er kans is op een hoog rendement op termijn. Overigens mag een overheid geen lagere rente vragen dan de marktrente. Dat zou immers de banken concurrentie aan doen en het zou bedrijven die wel geld bij banken kunnen lenen een concurrentie nadeel geven.
Hoe beleggen Overheden nu?
Overigens belegt de provincie Gelderland nu ook al. De 4,4 Mld Nuongelden worden belegd in staatsleningen (zoals in Frankrijk, Duitsland en Oostenrijk). Dat wordt gebruikt voor het financieren van het begrotingstekort, niet in het verbeteren van de infrastructuur of hervormingen. Ook gaat het vermogen van Gelderland in obligaties waarmee banken, zoals in Spanje, investeren in onroerend goed. Het vermogensbeheer is veilig, maar dient ook geen enkel Gelders beleidsdoel. De wet op het Schatkistbankieren dwingt lagere overheden om hun tegoeden aan te houden bij het Rijk. Daarmee wordt de (externe) schuld van Nederland verlaagt, maar krijgt de provincie wel minder geld.
Kan elke overheid Revolverende fondsen opzetten
Een overheid, provincie of gemeente, kan enkel revolverende fondsen opzetten als ze beschikt over vermogen of als ze geld kan lenen op de kapitaalmarkt en mag uitlenen of investeren. Sommige provincies in Nederland, zoals Gelderland, hebben vermogens die groot genoeg zijn om een deel revolverend in te zette.Veel gemeenten lenen geld, om bijvoorbeeld grond te kopen, te ontwikkelen weer te verkopen. Ze betalen daarover rente over de waarde van aankoop van de grond en als het goed verdienen bij verkoop lossen ze lening af en houden ze winst over. Na 2009 is dat moeilijker geworden, maar het kan zijn dat zich dat herstelt. Niet elke overheid mag geld lenen, en het geld uitlenen is gelukkig wel aan regels gebonden. Je moet dus binnen die kaders opereren.
Is een overheid niet per definitie revolverend
De overheid is de bewaker van de toekomst (van onze kinderen), en bovendien heeft de overheid door haar traagheid maar ook de omvang van haar activiteiten pas effect op lange termijn . Overigens werkt een goede overheid per definitie revolverend. Een overheid investeert in infrastructuur (wegen, spoorlijn) en in kennisinfrastructuur (onderwijs, onderzoek, cultuur) om het verdienvermogen van een economie te bevorderen. Dus investeren nu levert later belastingopbrengsten op. Dat gaat op voor het rijk en voor gemeenten, maar niet voor een Nederlandse provincie. Subsidies leveren geen hogere opbrengst van de (motorrijtuigen-)belasting. Dus is de enige manier om duurzame groei te realiseren via de inzet van zgn. revolverende fondsen.
Revolverende fondsen en de provinciale begroting
Ook voor de provincie is de opbouw van revolverende fondsen van vitaal belang. Op dit moment is het rendement op het NUON-Vermogen een hele belangrijke bron van inkomen van een provincie zoals Gelderland. Nu de rente daalt, en de provincie haar vermogen in laag rentedragende staatsleningen moet stoppen daalt het rendement van haar vermogen. rentenieren leidt tot een noodzakelijk structurele bezuiniging van 10-tallen miljoenen in 2019. Dat betekent afscheid nemen van het gehele cultuurbeleid en sociaal beleid. Investeren in de vorm van subsidies betekent dat je inteert op het vermogen. Voor elke 100 mln geïnvesteerd in wegen of uitgegeven aan subsidies zul je elk jaar weer 2 Mln structureel moeten bezuinigen. Revolverende fondsen zijn een mogelijk antwoord hierop.
Moet de politiek zich bemoeien met de Fondsen?
Het is erg onverstandig voor politici de individuele investeringsbeslissingen te beoordelen als het gaat om leningen en participaties. Politici kunnen geen bedrijfsplannen beoordelen en in het ergste geval kunnen ze gevoelig zijn voor corruptie. Als je graag controle wilt hebben dan moet je subsidies als instrument hanteren, dan maak je een expliciete politieke keuze. Leningen moeten door deskundigen worden beoordeeld die enerzijds de technische inhoud beheersen en anderzijds de financieel-juridische aspecten. De fondsbeheerder moet kunnen werken zonder politieke druk, anders worden politieke overwegingen leidend en niet zakelijke overwegingen. Een fondsbeheerder moet wel werken binnen een kader en met een investeringsinstructie die politiek gezekerd is. Het gaat dan om het doel van het fonds, de financiële eisen, de wijze van beheer en beroep en bezwaarprocedures.
Zoek naar allianties?
Revolverende fondsen zijn een antwoord op het ontvallen van de rol van banken. Revolverende fondsen hebben wel meer effect als ze kunnen zorgen dat banken en andere financiers/investeerders zich aansluiten bij de revolverende fondsen. Ook kan en provinciaal fonds een bestaand fonds versterken. In het eerste geval wordt een “business case” eerst door de provinciale fondsbeheerder beoordeeld, indien positief wordt de voorwaarde gesteld dat voor elke provinciale euro, een euro bij andere financiers wordt gezocht. Daarnaast zijn er fondsen opgezet door het Europese Investeringsfonds waar de provinciale fondsen in kunnen participeren, maar ook een Dutch Venture Initiative (DVI) of het Nationaal InvesteringsInstrument (NII). Die instrumenten zijn juist bedoeld om hogere rendementen op te leveren dan staatsleningen en op die manier de rendementen zeker te stellen om onze pensioenen te financieren.
Nieuwe groei en de revolverende fondsen
Want dat laatste is wel de kern van de financiële markt. Het grootste deel van het aanbod aan spaargeld en investeringsgeld is om uitgesteld inkomen te genereren. Het geld dat we nu investeren moet later de opbrengst vormen voor uitkeringen, pensioenen of aanvullende financieringen. Dus de inkomens van overmorgen stellen we zeker door de banen van vandaag te verzekeren en het werk en ondernemerschap van morgen. Revolverende fondsen horen bij een nieuwe groei-agenda maar ook bij solidariteit tussen de generaties. Investeren creëert welvaart, rentenieren voert naar de armoede.