D66 staat voor de stad

In de Correspondent stond onlangs een interessant en ontnuchterend stuk over de stad van Ewald Engelen. De stad wordt steeds vaker gezien als in concurrentie met andere steden, waarbij het gaat om het aantrekken van talent het bevorderen van creatieve broedplaatsen en natuurlijk van baanbrekende ondernemingen. Ik ben voor het bevorderen van talent, creativiteit en het aantrekken van baanbrekende ondernemingen maar het geeft, dat deel ik met Ewald Engelen c.s., een erg eenzijdig beeld van de stad en overigens een niet erg realistisch beeld. Het is met de stad een beetje als met management: veel boeken over leiderschap, terwijl de meeste mensen geen leiderschapsfunctie hebben. Volgen, dienen, ondersteunen, verzorgen zijn ook deugden en voor veel steden is de verzorgende functie een eerbare functie. Nu D66, de PVV heeft uitgedaagd op haar visie op de stad in de Provinciale Staten op woensdag 14 januari, is hier mijn eerste bijdrage.

De kenniseconomie

Steeds meer is de stad de basis van de kenniseconomie, de broedplaats voor innovatie en van talent. De functie van steden in de kenniseconomie noet versterkt worden. Dat is de basis voor economische (en persoonlijke) groei. Wageningen is de leidende Universiteit op het gebied van landbouwwetenschappen, en het is prettig wonen in Wageningen. Maar om de regio Wageningen de wereldwijde hub van de food en bio-based economy te maken, zijn er ingrijpende gevolgen waarvan ik me afvraag of de inwoners van Wageningen of Ede de consequentie aanvaarden. Zou Ede, met een kosmopolitische bevolking, wel het winkelen op zondag toestaan? Nijmegen is een geweldige stad, ik woon er met plezier, en de Radboud Universiteit is een goede subtopper in de wereldlijst van Universiteiten. Er is veel energie gestopt in het valoriseren van kennis van de Universiteit onder andere op het gebied van gezondheid en chemie. Dat moet doorgaan n ook creëren van broedplaatsen voor innovatieve ondernemingen moet doorgaan. Maar er zijn ook veel bedrijven in ICT, in taalwetenschap en in de creatieve industrie. Dat past heel goed bij het Honigcomplex en in verbinding met de creativiteit in Arnhem.

Creatieve industrie

De creatieve industrie (waar de geograaf Richard Florida vol van is) is de zichtbare trekker van Arnhem. ARTEZ is een parel voor Arnhem, maar de parel is klein en breekbaar en Arnhem is meer dan ARTEZ. Ook heeft ARTEZ een brede betekenis dan voor Arnhem. Ontwerpers uit Arnhem werken ook voor Gispen in Culemborg of meubelfabrikanten elders in de provincie. Mode-ontwerpers pendelen naar Amsterdam, net als 200.000 ander Gelderlanders, omdat er hier geen bedrijven zijn waar ze hun talent kunnen ontwikkelen. Maar Arnhem is ook het knooppunt voor de duurzame elektriciteit en is nog altijd van belang voor de chemische industrie (Teijin) maar ook de zakelijke dienstverlening zoals Arcadis.

De stad inspireert

Je kunt prima voor je city-marketing je speerpunten profileren. Gewoon doen. Een one liner, een gevoel, een sfeer kan inspireren. Maar ga niet alles aan die ambitie ophangen. Om te beginnen zijn Wageningen, Nijmegen en Arnhem “small cities”. De overzichtelijke schaal maakt het leefklimaat waardevol, maar de schaal is niet vergelijkbaar met Silicon Valley, Munchen of Shanghai die op wereldschaal concurreren. De verkeersopstoppingen zijn er ook minder. Zou je de ambitie hebben om een Europese metropolis te worden, en dat zou kunnen met ca. 700.000 inwoners, dan zou je Arnhem, Wageningen en Nijmegen met Overbetuwe en Lingewaard tot een gemeente moeten opschalen. Dat is voorlopig vragen om bestuurlijke problemen in een bestuurlijk polderlandschap als in Nederland. Stedelijke guru’s zoals Charles Landry voorzien in stedelijk leiderschap zonder verkiezingen, coalitievorming en gemeentewet. In Nederland is dat weerbarstig en moet je visie, charme en lange adem combineren om coalities bij elkaar te houden.

De stad verzorgt

De stad heeft, zo beweren Engelen c.s. nog twee andere functies. De eerste functie is verzorgend. Arnhem en Nijmegen zijn primair (net als Apeldoorn) verzorgend voor een groter gebied. Dat geldt voor de ziekenhuizen, de scholen, de winkels, de schouwburgen die elk ongeveer een half miljoen mensen bedienen. En die wonen niet perse in de gemeenten die vallen onder de nieuwe gemeentekaart van Gerard Marlet. Het gezamenlijk verzorgingsgebied rechtvaardigt niet perse een gemeentelijke herindeling, wel een verevening van lusten en lasten en een gezamenlijke structuurvisie op de relatie stad en ommeland. In elk geval vindt D66 dat steden door hun schaal en door hun veelzijdigheid het hart van voorzieningen moeten vormen: winkelen en uitgaan doe je in de stad en niet in weidewinkels. D66 is daarom geen voorstander van perifere detailhandel zoals in Ressen bij Nijmegen.

De stad verbindt

De tweede functie is dat de stad meer nodig heeft dan een creative class. Steden zijn een broedplaats van talent maar sommige buurten zijn ook broedplaatsen van geweld. Meer dan in het vorig decennium groeit het besef dat je meer dan creativiteit nodig hebt. Je moet het ook maken, en dat vereist ambacht, vakmanschap en industrieterreinen. Vroeger werd alles ge-outsourced naar China maar je kunt niet inkopen wat je niet kunt maken. Creativiteit  heeft ook industrie nodig. Ik zou graag willen dat in de garages van Presikhaaf schrijnwerkers, rondbreiers en digitale printers komen. Wageningen (WUR), Arnhem (ARTEZ) en Nijmegen (Radboud) moeten hun valorisatie van creativiteit over een veel groter gebied organiseren tot aan Borculo (Friesland-Campina), en Culemborg (Gispen). Dat overstijgt ook het belang van steden, dat moet je minstens op regionale schaal organiseren en in flexibele allianties.

Beloon prestaties maar verdeel ook de welvaart

Ook in de stad kun je niet volstaan met hoger opgeleiden, waarbij de studenten ook de bar en de winkel verzorgen en hun studiefinanciering aanvullen door oppas en schoonmaakdiensten. Een stad heeft ook mensen nodig die de bus rijden, de gang schoonmaken, de kantine bedienen. In metropolitane gebiede moet dat ook nog eens in meerdere talen en liefst ook met een glimlach en plezier in het werk. Je moet ook betaalbare woningen hebben en bereikbare voorzieningen. Je moet ook de solidariteit binnen steden organiseren, zij het wel nadrukkelijk gericht op participatie door werk, ondernemerschap en vrijwilligerswerk. Nog weinig steden, en zeker niet de koplopers in de globale creatieve economie, hebben die solidariteit goed vorm weten te geven. In Amerikaanse steden is sowieso geen solidariteit, alleen is toegang tot ondernemerschap makkelijker In Europa is solidariteit is teveel een inkomenssolidariteit waarin de mensen met hoge inkomens de sociale zekerheid voor de mensen aan de onderkant van de samenleving betalen. Nijmegen is een solidaire stad, maar het is nog geen solidariteit die zelfredzaamheid en arbeidsparticipatie bevordert. Dat kan beter.

Vertrouw op de eigen kracht van mensen

Geografen hebben altijd met een dosis scepsis gekeken naar Landry, Florida en andere stedelijke guru’s. Al was het maar omdat de empirische basis voor hun concepten flinterdun is. Grabher en anderen zullen veel eerder benadrukken dat endogene groei, vertrouwen op je eigen kracht, die versterken waarbij je iedereen meeneemt in je stad, een sterkere strategie is, dan hopen dat een aantal kosmopolitische extra-territorialen de redding brengen (dat heet de cargo-mythe in Afrika). Nogmaals je moet als stad aantrekkelijk zijn voor mensen en bedrijven die je kracht versterken, maar je moet er geen panacee van maken.

In de komende weken zal ik dieper op D66 en de stad komen. Ik krijg vaak reacties dat we betrekken bij ons plan voor de Gelderse binnenstad dat we op 9 februari presenteren.