Doorgaan met Investeren in Gelderland

Noot: dit is een basisvoor de uitgesproken tekst namens D66 Gelderland in de eerste termijn van de behandeling van de Begroting van de Provincie Gelderland. Dit is een ruwe tekst, de uitgesproken tekst kan hier van afwijken – ook gelet op de interrupties.

De laatste begroting van deze zittingsperiode wordt beleidsrijk ingevuld. Daar kan D66 volmondig mee instemmen, en we zullen ook voor de begroting stemmen. Bij beleidsrijk betekent dat we ook al naar voren kijken naar de periode 2015-2019. Ik ben toevallig ook lijsttrekker namens D66 in 2015 dus ik wil inderdaad naar voren kijken. Bij de voorjaarsnota vroegen we aan GS, bij motie 49, om economische verkenningen. Het is tenminste beleefd om iets met die verkenningen te doen. Te vaak  is een motie een staaltje kippendrift zonder consequenties. Daar laat D66 het niet bij liggen, de verkenning biedt handreikingen voor beleid in de komende jaren.

Voorzitter, 

Het eerste gegeven dat opvalt – dan wel ontbreekt – in de verkenning  is dat de grootste werkgever van Gelderland de Randstad is. Elke dag nemen bijna 200.000 Gelderlanders de trein, de auto of de fiets om buiten de Provincie te werken. We zijn meer een woonprovincie dan een werkprovincie. Dat geeft te denken. Maar dat lossen we niet op in een decennium.

De verkenning zoemt in op de industrie maar de zakelijke dienstverlening is de grootste werkgever in Gelderland, daarna komt de detailhandel en de horeca, en dan pas de industrie. De verkenningen lijken daarbij op de automobilist die naar zijn verloren sleutels zoekt bij de lantarenpaal, want dat zoekt makkelijker.  Zo lijkt ons beleid onze blik naar buiten te bepalen in plaats dat de dynamiek van de economie ons beleid stuurt.

De verkenningen gaat dieper in op de industrie (13% van het Gelders BBP) en op de landbouw (2% van het Gelders BBP). De landbouw lijkt soms, in deze arena de belangrijkste economische sector, maar om het in perspectief te zetten: in het Radboud Ziekenhuis werken evenveel mensen als in de gehele Gelderse landbouw. Terecht besteden we in Gelderland aandacht aan detailhandel en horeca, en aan toerisme. Dat heeft GS goed opgepakt, maar we vragen ons wel af wat er moet komen naast een stop op grootschalige detailhandel en als experimenten rond stedelijke herverkaveling tot opschaling nopen.

Dwars door de sectoren heen , reist de vraag welke werkgelegenheid stuwend is (dat betekent Geld naar Gelderland brengt) en welke werkgelegenheid verzorgend is. Zo lijkt een plaats als Tiel nauwelijks meer stuwende werkgelegenheid te hebben. Het Radboud UMC is weliswaar gezondheidszorg, maar trekt patiënten tot ver in Limburg. Toerisme en recreatie kan voor Gelderlanders zijn, maar je zou willen dat onze gastvrijheid ook internationaal opgemerkt wordt.

Daar moet je aantrekkingskracht hebben met onderscheidende en hoogwaardige bestemmingen. Maar het feuilleton rond het Vrijheidsmuseum lijkt van het Normandie van Nederland een tweede Market Garden te maken.

Letterlijk: we zaaien wel. Maar de oogst lijkt een brug te ver. Het herdenken van de oorlog kunnen we nog niet naar een hoger plan trekken en ook mede daardoor trekt Gelderland slechts 3% van de overnachtingen van buitenlanders in Nederland. Dat kan echt beter en daar kan het Vrijheidsmuseum een impuls aan geven.  Het laatste woord is daarover niet gezegd.

Vervolgens gaat de verkenning door bij de lantarenpaal over industrie. De verkenning industrie maakt wel een aantal rake opmerkingen:

  • -We zijn op het terrein van innovatie een middenmotor in Europa, dus we kunnen wel inspiratie van de leidende regio’s in de wereld gebruiken. Het betekent ook dat we niet klaar zijn met het versterken van ons innovatievermogen, door het verbinden van kennisinstellingen aan bedrijven, het financieren van innovatieve bedrijven in start en doorgroeifase. Er is nog veel te doen.
  • -Veel bedrijven zijn in hun niche marktleiders, maar het zijn vaak toeleveranciers van componenten aan systeemleveranciers. De winst wordt ergens anders gemaakt. We moeten dus werken aan robuuste waardeketen en meer samenwerking in de industrie, over de grenzen van sectoren en regio’s heen.
  • -Export is belangrijk voor industrie en landbouw, maar is erg sterk op de buurlanden gericht. Dat maakt ons kwetsbaar. Bedrijven geven aan dat ze een rol voor de provincie zien in het bevorderen van internationalisering.
  • -Het Rijnlandse model van goede arbeidsverhoudingen,  vakmanschap op de werkvloer en naoberschap tussen bedrijven is een kracht. De basis daarvoor leggen we in het onderwijs: door een model van duaal leren: in de combinatie van schoolbanken en draaibanken

De verkenning geeft ook aan wat we beter kunnen doen.

  • -Een sterkere branding van Gelderland op een uniek selling point. Dat betekent eigenlijk het koppelen van Food, Health en Groene technologie in één bio-based concept.
  • -De kracht van de Provincie moet zich verschuiven van het versterken van verbanden binnen clusters naar versterken van verbanden tussen clusters.
  • -Innovatie vindt plaats in de breedte van de economie. Ook bedrijven buiten de topsectoren doen aan innovatie en duurzaamheid in proces en productontwikkeling.

Waar Gelderland aan kan werken is het versterken van de investeringsbereidheid. Daarom heeft D66 in 2011 en zal het in 2015 ook inzetten op het doorontwikkelen van een revolverend instrumentarium.

POA-Arbeidsmarkt

De verkenning laat ook zien wat we aan het Rijk moeten overlaten. Geen provinciale banenplannen: banen ontstaan niet door plannen maar door investeringen of door belastinghervorming. Voor die hervorming is Den Haag aan zet:  de coalitie van VVD en PvdA. Mijn partijgenoten in Den Haag helpen graag mee.

Wij helpen graag mee in Gelderland. De provincie doet er goed aan zich te richten op de afstemming van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt, en dan uit realisme eerder denkend vanuit de vraag dan het aanbod. De rekenkamer bevestigd in haar rapport over het arbeidsmarkt die realistische inzet. De provincie heeft niet de instrumenten om de werkloosheid omlaag te krijgen. De provincie heeft ook niet de bevoegdheid om opleidingen toe te laten of om schooluitval aan te pakken.

Wel kan de provincie werken aan een robuuste, innovatieve en duurzame economie. Bij die robuustheid hoort ook een visie en acties rond de veranderlijke aard van werk. Ook al zou de regering anders willen, uit fiscale bezorgdheid, de ZZP’er is niet weg te denken uit de moderne economie. Zij hebben de klap van 2009 opgevangen. De provincie onderkent dat en ondersteunt netwerken van ZZP’ers. Dat kan een stap verder door te onderkennen dat we vakgerichte ZZPers hebben: musici, fietsenmakers en sportfysiologen die hun vak beheersen maar die ondersteuning behoeven in het versterken van ondernemerschap. IkStartSmart zou meer differentiatie mogen krijgen.

Ook is het duidelijk dat trends als digitalisering, zoals 3-Printen, maar ook reshoring de aard van werk zal veranderen. Het bevorderen van kennisdeling en het bevorderen van vaardigheden van (toekomstige) medewerkers is hierbij aan de orde. De provincie kan in elk geval een ondersteuning geven aan goede plannen en investeringen waarin bedrijven en scholen samenwerken maar ook zorgen dat het belang van vakmanschap breder wordt verankerd bij ouders en omgeving.

Internationalisering van de afzet vraagt om diepere talenkennis. Kortom werken aan het actualiseren van vaardigheid van medewerkers is belangrijker. Dit wordt opgepakt in de Human Capital Agenda, maar daar waar de POA’s op regionale schaal werken, zou de HCA sterker op provinciale schaal werken. Daarbij hoort het niet, zoals de rekenkamer signaleert, dat de POAs een zwaarwegende stem hebben in het beoordelen van HCA voorstellen.

Bestuursstijl

De verkenningen geven ook aan dat de provincie in haar stijl van besturen kan veranderen. Twee opmerkingen vallen daarbij op. In de eerste plaats vragen ondernemingen om één aanspreekpunt voor de doorloop vergunningen. Ik heb dat eerder gehoord, niet alleen in de maakindustrie, maar ook bij de dames die Korenspieker bij Winterswijk wilden ontwikkelen tot een stijlvolle bed&breakfast in een monument. Investeringen kunnen versneld worden door een versnelde doorlooptijd van procedures in het ambtelijk apparaat. In het bedrijsleven heet die methode sinds 1992 “Quick Response Manufacturing”, fijn dat de provincie dat nu ook ontdekt. Nu nog toepassen.

We hebben het vaak over de participatiesamenleving. Voor de regering is dat de panacee om zicht terug te kunnen trekken. Maar niet altijd, want als de participerende burger de belasting grondslag ondergraaft door spullen of klussen te ruilen, dan komt er een naheffing. Energie opwekken op het eigen dak is mooi, maar het beter benutten van energie door het delen van zonnepanelen of een windmolen wordt aan een postcodebeleid onderworpen. De firma Topell in Duiven gaat failliet omdat het Rijk niet tijdig de SDE bijstookregeling voor biomassa heeft ingevoerd. Ouderen die woongroepen vormen worden als samenwonend aangemerkt en krijgen een lagere AOW. Mijn fractie zou beter in beeld willen hebben wanneer Haagse regels de participatiemaatschappij in de weg zit. Burgers willen graag investeren, maar dan moet Den Haag en de Provincie hervormen.

Daarom dient D66 met steun van de SP een motie in met de vraag hoe de provincie haar vergunning verlenen kan versnellen waar burgers samen initiatieven om iets te realiseren dat in onze beleidsdoelen en kerntaken valt. Daarnaast roepen we in de ze motie ook GS op te roepen om te inventariseren welke Haagse regelgeving burgerparticipatie, wederom binnen onze kerntaken, dwars zit. Dat hoeft geen uitputtend overzicht zijn. Een top 10 is voldoende.

 

Kompas2020 en perspectief op lange termijn

In de begroting wordt ook de zorg uitgesproken over de houdbaarheid van de financiën van de provincie op langere termijn. In de kerntakendiscussie is het werkveld van de provincie verengt tot het ruimtelijk-economisch terrein. Sommige partijen in dit huis hebben nog last van fantoompijn, dat kun je moreel invoelen, maar de gemeente is aangewezen als het eerste bestuur voor sociale zorgen en diensten. Maar op dat ruimtelijk en economisch terrein hebben provincies hun verantwoordelijkheid genomen.

Het motto voor deze coalitie was daarbij “je doet het goed, of je doet het niet” geen symboolpolitiek maar komen met structurele benaderingen. In het Kompas 2020 (waar we ons kennelijk mee orienteren) wordt ook gepleit voor sterke regio’s die een groot deel van de uitvoering van Europees beleid neemt. Regio’s zijn gesprekspartners voor Brussel als het gaat om regionaal innovatiebeleid, natuur en milieubeleid en zelfs grote stedenbeleid.

Maar daar waar de nationale politiek altijd de mond vol heeft van subsidiariteit in de verhouding Brussel-Den Haag ontstaat er veel meer verlegenheid als het gaat om overdracht van taken en middelen van Rijk naar Provincies. Zelfs de PVV is dan een onvervalste Haagse regentenpartij. De vraag die Kompas2020 niet beantwoord is of de provincie kwa middelen en eigen belastinggebied toegesneden is op een goede vervulling van haar taken.

Vernieuwingen en kritisch kijken naar eigen functioneren is voor D66 een grondhouding. Het steeds tegen het licht houden van waar wij, de Provinciale Staten, voor staan hoort daar ook bij. Bij de vaststelling van het Kompas 2020 zijn deze kaders nog eens extra belicht en biedt mogelijkheden voor de Staten om de piketpaaltjes nog een na te meten, te verplaatsen of te verwijderen. Zo is provincies herkenbaar én afrekenbaar op hun verantwoordelijkheden en toekomstbestendig. Graag hoort D66 hoe GS de vervolgstappen van dit besluit gaat vorm geven.