D66: Schriftelijke Vraag over Investeren in Gelderland

ngevolge het bepaalde in artikel 42 van het Reglement van Orde van Provinciale Staten doen wij u hieronder het antwoord van ons college op de vragen van de Statenleden toekomen.

Inleiding
In het coalitieakkoord is voorzien in de opzet van een Programma van Revolverende Fondsen, waarbij na een succesvolle benutting van een eerste tranche een tweede tranche beschikbaar kan worden gesteld. Tijdens het werkbezoek van 4 december jl. liet PPM Oost positieve resultaten zien van de inzet van de eerste tranche. Tegelijkertijd werd duidelijk dat het succes beperkingen aanloopt, terwijl daar voldoende initiatieven voorhanden zijn.

Vraag 1:
Kunnen GS aangeven welke werkgelegenheidseffecten met de eerste tranche van de revolverende fondsen nu zijn gerealiseerd?

Antwoord 1:
Het is, een halfjaar na de start van Topfonds Gelderland (TG), nog te vroeg om de gerealiseerde werkgelegenheidseffecten van investeringen van TG te tonen. Wel wordt bij elk investeringsvoorstel getoetst of de norm van gehaald kan worden. De tot nu toe (februari 2014) door het Investment Committee (IC) van Topfonds Gelderland goedgekeurde investeringsvoorstellen (3) zullen naar verwachting aan deze norm voldoen.
In het kader van het Innovatiefonds Gelderland (IIG), thema innovatie, gaat PPM Oost NV bij
21 miljoen investering in innovatie uit van 175 FTE.
Bij Energie-Infrastructuur/energietransitie (zowel TG als IIG) is het werkgelegenheidseffect geringer. De nadruk ligt daar op kapitaalinvesteringen, die op termijn een belangrijke CO2- besparing moeten realiseren.

Vraag 2:
Op welke termijn is een beschikbaarstelling van de tweede tranche van de revolverende fondsen noodzakelijk om continuïteit in verlening zeker te stellen?

Antwoord 2:
Voor de innovatiemiddelen binnen TG zijn er inmiddels zoveel investeringsprojecten in behandeling genomen dat naar verwachting van PPM Oost NV komende zomer de middelen uitgeput zullen zijn. IIG is op dit moment (februari 2014) al uitgeput. Dit betekent dat voorstellen, die vanaf heden (februari 2014) op het gebied van innovatie door TG ontvangen worden, pas in behandeling kunnen worden genomen op het moment dat er nieuwe middelen beschikbaar komen. Op het gebied van duurzame energievoorzieningen zijn op dit moment nog middelen beschikbaar. PPM Oost NV onderzoekt op dit moment de mogelijkheid om 35 miljoen van TG in zijn geheel onder te brengen in het IIG. Dit wordt dan ingezet voor de directe financiering van met name decentrale energie-infrastructuur. Naar verwachting van PPM Oost NV zal, indien hiervoor gekozen wordt, medio 2014 van deze  35 Miljoen Euro, 10 Miljoen Euro gecommiteerd zijn. Tevens zullen dan nog andere, veelbelovende voorstellen op het gebied van met name warmtenetten in behandeling zijn (ca. 15 miljoen).

Vraag 3:
Welke verdeling tussen innovatie/ondernemerschap en duurzame energie doet recht aan de bewezen behoefte uit Gelderland?

Antwoord 3:
Gezien de huidige uitputting van innovatiemiddelen (zie vraag 2) is door Topfonds Gelderland aan ons aangegeven dat op grond van bewezen marktbehoefte eventuele nieuwe middelen het liefst ingezet zouden moeten worden voor innovatie in een 50/50% verdeling tussen Innovatie fonds-in-fonds investeringen (= investeringen in innovatiefondsen via TG) en innovatie directe investeringen (direct in bedrijven en projecten, bijvoorbeeld via IIG).

Vraag 4:
Hoe kan het MKG worden ingezet en met welk aandeel in de tweede tranche van de revolverende middelen, om enerzijds doorgroeiende innovatieve exporterende bedrijven te ondersteunen?

Antwoord 4:
Op dit moment onderzoekt ons college de mogelijkheid om de werkfondsen IIG en MKG onder TG te brengen. Daarmee wordt een efficiëntere governance beoogd en ontstaat ook de mogelijkheid om vanuit TG, indien nodig, het MKG met middelen te voeden. Op basis van een onderzoek en in overleg met bedrijfsleven en banken hebben wij besloten geen exportgaranties te gaan verstrekken vanuit het MKG. Wel zullen wij de kaders van het MKG iets verruimen, zodat het MKG beter zal aansluiten bij de bestaande kredietfaciliteiten van het Rijk. In de Statennotitie Eindrapportage Exportgarantievoorziening Maakindustrie (PS2013- 1052) gaan wij nader in welke activiteiten wij samen met de bedrijven en banken gaan organiseren.

Vraag 5:
Hoe kunnen de middelen voor energietransitie beter worden aangewend voor de financiering van initiatieven van burgers zoals coöperaties?

Antwoord 5:
Om initiatieven van burgers en coöperaties te ondersteunen is er een aanpak ontwikkeld die uit de volgende onderdelen bestaat.

1. (COP) helpen wij lokale duurzame energiebedrijven bij de ontwikkeling van hun bedrijf en de uitrol van projecten.

2. gebruikmaken van subsidie.

3. 6 projecten in Gelderland in aanmerking voor een subsidie voor uitvoering van lokale projecten.

4. Via het IIG fonds wordt geïnvesteerd in projecten die bijdragen aan onze doelen op het gebied van duurzame energievoorziening. Als voorbeeld kan Lochem Energie en (www.lochemenergie.net) en Huismerk Energie dienen.

Via de COP houden wij de vinger aan de pols zodat wij kunnen inspringen waar dat nodig is. Wij zijn van mening dat met bovenstaande maatregelen initiatieven van burgers ruimschoots ondersteund worden.

Vraag 6:

Welke kansen zien GS om aanvullend op de tweede tranche vanuit vermogensbeheer doelstellingen een lening beschikbaar te stellen aan het Dutch Venture Initiative (DVI)? Welke potentiële effecten kan dat voor Gelderse bedrijven hebben? In hoeverre is een participatie in het DVI compatibel c.q. mogelijk naast schatkistbankieren (aangezien de staat ook deelneemt in het DVI)?

Antwoord 6:
Deelname in fondsen vanuit vermogensbeheerdoelstellingen, waaronder het behalen van rendement en spreiden van risico, is voor de lagere overheden, dus ook voor onze provincie, niet (meer) mogelijk. Lagere overheden dienen al hun overtollige middelen aan te houden in de staatskas (schatkistbankieren).