Katoen, Pakistan en Slow Fashion

De stijgende Katoenprijzen

Ik maak even een excursie ogenschijnlijk buiten Gelderland (maar niet heus) en geef de PVV niet van Katoen (maar toch). De gevolg van de dagbladen besteden dezer dagen aandacht aan de stijgende katoenprijzen. Deze ontwikkeling is een gevolg van de sterke gegroeide consumptie in landen als China, Brazilie en Turkije. Gestaag stijgt de gemiddelde jaarlijkse consumptie van katoen in ontwikkelings­landen van ca. 2 kg naar 5 kg per hoofd. Ter vergelijking Amerikanen en Europeanen consumeren  ongeveer 10 kg per persoon per jaar. Daartegenover staat dat de omvang van het katoenareaal onder druk staat: simpelweg omdat met de bevolkingsgroei voeding­gewassen betere prijzen voor boeren opleveren, en op goede landbouwgrond ook nog eens meerdere oogsten per jaar. Katoen wordt verdrongen naar marginale landbouwgebieden met endemische droogte (en dus noodzaak van irrigatie) of hevige regenval waardoor de teelt verloren raakt. De overstromingen in Pakistan leiden ook tot een tekort van ca. 1 mln Ton, dat is 5% van de wereldproductie. Bij stijgende vraag betekent dat en sterke afgeleide groei van de prijzen: een groei met circa 20%.

Alternatieven voor Katoen

Is dat onverwacht: nee. Is het erg: Nee. Heeft het consequenties: Ja. De stijging van grond­stoffenprijzen is al lang aangekondigd. Al in 2002 heb ik meegewerkt aan een studie van de Universiteit Wageningen naar de milieueffecten van Katoen en daarin is aangetoond dat de katoenteelt structureel niet duurzaam is. Lage opbrengst per hectare (400 kg/ha vergeleken met meer dan 1000 kg/ha voor linnen), groot water gebruik, bij inzet van gewasbeschermers vervuild water en verzilting van de bodem. In die jaren werd het probleem ontkent simpel­weg omdat er overaanbod was en lage prijzen. De trend dat China de wereld­voorraden in vezels zou opkopen werd ook onderschat. Niet door iedereen overigens sommige bedrijven (vooral in Turkije voor katoen) hebben in landbouw geïnvesteerd om hun grondstoffen zeker te stellen.

Is het erg: nee. Bij gebrek aan pro-actief beleid is het prijsmechanisme het meest effectieve instrument om gedrag te beïnvloeden. De katoenprijs is de basis voor alle vezelprijzen, een prijsstijging voor katoen leidt ook tot stijging van de prijs van polyester. Jarenlang waren de prijzen voor gangbare vezels als katoen en polyester tussen €1 en 1,20 per kg. Nu gaan ze in de richting van € 1,50-1.75 per kg. Overigens waren de prijzen in de jaren tachtig ver over de € 2/kg. Hogere prijzen voor katoen geven meer ruimte voor natuurlijke alternatieven zoals linnen en hemp of voor vezels op basis van biopolymeren (PLA). Hogere prijzen leggen ook een bodem in de markt: ook al is hat aandeel van de vezel in een jeans maar 5-15% van de winkelprijs, in het laagste segment is dat pijnlijk. Daar zal de twintig jaar trend van dalende consumptieprijzen g, maar in het midden van de markt gekenterd worden. In het midden van de marge is de belangrijkste trend de gestegen detailhandelsmarge (de detailhandel hanteert een brutomarge van 70% van de prijs) die komt onder druk te staan. In het topsegment zal het effect zeer beperkt zijn.

Anders Globaliseren

Heeft het gevolgen. Ja. De globalisering komt en nieuwe fase in. Het is het einde van “the age of plenty”, waar maar telken nieuwe grondstofbronnen en arbeidsmarkten werden ontsloten. Productiviteit, verantwoord produceren, duurzaam produceren, duurzaam productontwikkelen en duurzaam consumeren: er werd vooral lippendienst aan bewezen. De toekomst voor textiel is drieledig. In de eerste plaats consuminderen. We kopen jaarlijks in West-Europa meer dan 30 kg textiel. Dat blijft groeien en met fast fashion is het veel mode maar slechte kwaliteit en lage prijs. Over de hele linie daalt de intrinsieke kwaliteit van producten en daarmee de levensduur. Kortom minder maar beter, o.a. via industriële maatkleding . In de tweede plaats is er nog ruimte voor efficiency verbetering. Ongeveer 1/3de van de productie leidt tot afval, veel processen kunnen kwa energie-efficiency en water efficiency fors verbeterd worden. Het grootste verlies is overigens de uitverkoop: 1/3 van de gemaakte kleding wil niemand hebben (en daarnaast is er voor een 1/3de van de vraag geen aanbod).Vooral de detailhandel is een ongelofelijk inefficiënte schakel. In de derde plaats moeten we alternatieve materialen brengen. De meest kansrijke zijn linnen, hennep en brandnetel die hun positie van rond 1900 terug kunnen winnen (toen ze 20% van de vezelbehoefte dekken). Daarnaast is de tweede generatie biopolymeren kansrijk. Dat zijn op melkzuur gebaseerde vezels en klassieke vezels (polypropyleen, polyetheen en polyester) verkregen uit natuurlijke intermediairs.

Ook is de trend van alles in China aan het einde van haar logica komen. De Chinese industrie wil meer geld voor haar waar en de binnenlandse vraag wordt interessanter dan de export.  Daarnaast blijft de productie in China grootschalig en langzaam door de complexe binnenlandse logistiek en de weken zeetransport. Men kon ook straffeloos productie afbouwen en verplaatsen. Nu zijn de sterke bedrijven die hun grondstoffenaanvoer controleren, die het industrieel metier koesteren en die met eigen winkels hun merkbeleving en klantenbinding koesteren. Dat zijn in mode bedrijven als Falke, Ecco, Loro Piana, G-Star, Hermes en Louis Vuitton. Een nieuwkomer is Brennels, die is bezig een produktiekolom voor brandnetel op te zetten. Deze bedrijven investeren in product kwaliteit en koesteren hun vakmanschap.

Slow Food … Slow Fashion uit Gelderland

Een uitdaging in textiel is om weer regionale productieketens te ontwikkelen. De trend van slow food en regionaal voedsel maakt opgang in de landbouw, de voeding en de horeca. In linnen maar ook in houtproducten is er een trend van lokale productie mogelijk. Wageningen is in deze trend een onmisbare kennisdrager. In een duur landbouwgebied als Gelderland, waar we bovendien sterk hechten aan landschappelijke waarden, is het van belang voor kwaliteit te gaan. Toonaangevend is een slager als Ter Weele in Oene, maar ook een veeteler als Wil Hendriks in Wijchen met zijn limousin runderen (S-kwaliteit vlees). Aan de WUR is onderzoek gedaan naar linnen, hennep en brandnetel. Een spin off is Brennels maar ook Rubia (in Brabant) met natuurlijke verfstoffen. De WUR heeft ook veel kennis van biopolymeren en met Dow in Terneuzen en Purac in Gorinchem is er de nodige industriële kennis in Nederland. Teijin en Colbond in Arnhem beheren 100 jaar kunstvezelgeschiedenis en in samenwerking met Overijssel en Brabant kan een geheel natuurlijke keten worden opgezet, niet in mode maar wel in gordijnstof; tapijt en kunstgras. Het project MIO2 van Saxion heeft een eerste basis gelegd voor het meer toepassen van biopolymeren. Kortom de duurzame renaissance van de Europese textiel zou best in Gelderland kunnen beginnen.