Garantie beter voor innovatie dan subsidie
Onderstaand stuk verscheen in: Het Financieele Dagblad, 19 juli 2004
MICHIEL SCHEFFER, PETER LUTTIK, GUUS BERKHOUT
De Tweede Kamer heeft de minister van Economische Zaken bij de motie van Dam gevraagd een aantal subsidieregelingen te fiscaliseren. Dat is de verkeerde oplossing. De combinatie van private investeringsfondsen met overheidsgarantiestellingen is een veel aantrekkelijker alternatief. Zeker als het om innovatie gaat.
Terecht is er kritiek op subsidies. Subsidies voor innovatie leiden tot verkeerd gedrag. Ze vergoeden kosten in plaats van dat ze risico’s afdekken. Subsidieregelingen zijn vaak nodeloos gedetailleerd en ingewikkeld. Zo ingewikkeld, dat subsidiologen moeten worden ingehuurd. Subsidies jagen wordt dan een doel op zich, ze creëren geen ondernemers.
De populairste fiscale stimulering is de Wet ter Bevordering Speur en Ontwikkelingswerk (WBSO). De eigen loonkosten voor research en development worden met deze regeling verlaagd door vermindering van loonbelasting en premies. Het gaat hier om ruim 400 miljoen euro per jaar.
Zeker voor het midden- en kleinbedrijf geldt dat innovatie het juist moet hebben van samenwerking, met afnemers, leveranciers, kennisinstellingen en consumenten, zoals bij kunstgras of bij een nieuw koffiezetconcept. Bij die nieuwe combinaties gaat het niet om meer of goedkopere r&d – ze brengen innovaties vooral sneller naar de markt.
Daar is ook nieuw geld voor nodig. Fiscalisering helpt daar niet bij. Bovendien hebben vooral starters vaak nog geen of weinig personeel en geen winst, waardoor ze dus niets aan belastingvoordelen hebben. Maar fiscaliseren is vooral een schot hagel: je kunt er geen gericht beleid mee voeren.
In de huidige innovatiestimulering slokt fiscalisering nu al veel van de beschikbare publieke gelden op, die vooral de gevestigde onderzoeksinstellingen en subsidiologen ten goede komen. De motie-Dam vraagt een aantal subsidies te vervangen door een fiscale regeling. Minister Brinkhorst doet er goed aan deze motie naast zich neer te leggen. Het kan veel slimmer.
Het Innovatieplatform heeft recent een suggestie gedaan voor een stimuleringsfonds van 25 miljoen euro per jaar voor technostarters. Banken, participatiemaatschappijen en lokale overheden voeden dit fonds. Om dat aantrekkelijk te maken, zou de rijksoverheid een garantstelling moeten geven ter afdekking van een deel van de risico’s van de investeerders.
Een interessante opzet die we kennen van de exportkredietfinanciering. De nadruk komt te leggen op het beoordelen van opbrengsten en risico’s in plaats van op het gedetailleerd begroten van kosten. Investeringsfondsen werken ook veel beter dan subsidies of fiscale maatregelen in het voordeel van (door)starters. De garantstelling neemt een deel van de koudwatervrees van particuliere financiers weg.
In Amerika is met garantiefondsen veel succes geboekt: de overheid staat daar garant op basis van heldere regels. Investeringsfondsen worden dan volledig privaat gefinancierd, waarbij de garantstelling volledig publiek wordt gefinancierd. Zo ontstaat een hefboomeffect, want met een bescheiden bedrag aan garantstelling kan een groot aantal projecten worden gefinancierd. En dat kan zonder overheidsbureaucratie en overheadkosten door – net als bij de groenfondsen – alleen op programmaniveau te sturen.
Zo kunnen private investeringsfondsen in combinatie met overheidsgarantstellingen het mogelijk maken om richting te geven aan innovatiebeleid. Investeringsfondsen kunnen thematisch worden ingericht of regionaal worden opgezet. Ze ondersteunen op die manier de versterking van strategische keuzes.
Dat wordt steeds belangrijker. Indien bijvoorbeeld keuzes in universitair onderzoek gekoppeld worden aan innovatietrajecten die in het bedrijfsleven plaatsvinden – zoals we dat zien in de opkomende regionale science-based clusters Food Valley, Health Valley, Energy Valley en Material Valley – dan maken deze fondsen het mogelijk om regionale en herkenbare groeikernen te ondersteunen, die kunnen uitgroeien tot onze economische parels.
Het Nederlandse innovatiebeleid heeft, naast generieke stimulering, grote behoefte aan een gerichte strategie waarin kansrijke bestaande clusters worden gestimuleerd. In die strategie kunnen innovatiefondsen een hoofdrol spelen. Zo ontstaat in Nederland een netwerk van ondernemende innovatiefondsen. Die fondsen hebben de opdracht gerichte investeringskeuzes te maken die volop bijdragen aan het innovatievermogen van onze economie. Waarom doen we dat niet?
Dr M. Scheffer (D66) was voorzitter programmacommissie D66 en is directeur Noéton bv. Ir P. Luttik (CDA) was lid landelijke ict-commissie en is medeoprichter innovatienetwerk publieke dienstverlening DOTank. Prof. dr ir A.J Berkhout (VVD) is voorzitter partijcommissie Wetenschap & Technologie en hoogleraar Innovatiemanagement TU Delft.